- voordoen
- {{voordoen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [doen als voorbeeld] montrer2 [omdoen] mettre♦voorbeelden:2 een kind een slab voordoen • mettre une bavette à un enfantII 〈wederkerend werkwoord; zich voordoen〉1 [optreden] arriver2 [het voorkomen aannemen van] se faire passer (pour)♦voorbeelden:1 er deed zich een moeilijkheid voor • une difficulté a surgials die omstandigheden zich voordoen • si ces circonstances se présententer deed zich een probleem voor • un problème s'est posé2 zich anders voordoen dan men is • jouer un rôlezich voordoen als inspecteur • se faire passer pour un inspecteur
Deens-Russisch woordenboek. 2015.